Branta ruficollis (Pallas, 1769)

De roodhalsgans is een kleine gans met een zwart-wit verenkleed en een opvallende roodbruine hals en wang. In de lente en zomer leeft hij op de hoogarctische toendra’s. Met zijn kleine zwarte snavel eet hij allerlei stugge, korte grassen, kruiden en mossen. De gans broedt in kleine kolonies, soms in de buurt van roofvogels. De roofvogels waarschuwen de ganzenparen indirect voor poolvossen. Het vrouwtje legt jaarlijks zes of zeven eieren. Terwijl zij broedt, houdt het mannetje de wacht. Al in september vliegen de jongen mee naar overwintergebieden in het zuiden.

%LABEL% (%SOURCE%)