De monniksgier is met zijn spanwijdte van drie meter één van de grootste gieren. Zijn verenkleed is bruin tot zwart. De huid van zijn kale kop en nek is blauwgrijs. Zijn haaksnavel gebruikt hij om het vlees van aas af te scheuren. Verder eet hij af en toe kleine dieren als hagedissen. Na de paring legt een vrouwtje tussen februari en april één ei in een nest op een rotsrichel of in een boom. Na twee maanden broeden komt het ei uit.