De adder is een slang die tussen de vijftig en tachtig centimeter lang wordt. Hij is herkenbaar aan zijn bruine huid met donkerbruin zigzagpatroon. Hiermee valt hij niet op in zijn omgeving. De slang jaagt op hagedissen, muizen, jonge konijnen, jonge vogels en amfibieën. Met zijn gevorkte tong ‘proeft’ hij of er prooien in de buurt zijn. Een mannetje en vrouwtje paren in de lente. Het vrouwtje broedt de eieren in haar lichaam uit, waarna de jongen worden geboren. Van november tot maart overwintert de adder tussen boomwortels of onder puin.