De Australische bekerplant heeft speervormige en bekervormige bladeren. De 1 tot 6 centimeter grote bekers zijn valkuilen voor insecten. Aangetrokken door een bodempje geurende vloeistof, klimmen de insecten langs een ‘laddertje’ van haren op de buitenkant omhoog en gaan naar binnen. Ontsnappen is onmogelijk door de spekgladde bekerwand en naar binnen gerichte ‘tanden’ langs de rand. De slachtoffers lossen op in de vloeistof, waarna de plant de voeding opneemt. Dankzij de deksel komt geen regen in de beker en blijft de vloeistof een paar jaar werkzaam.