Ardipithecus - letterlijk ‘grondaap’ - staat aan de basis van de menselijke stamboom. De soortnaam ramidus - ‘wortel’ - verwijst daarnaar. Er zijn relatief veel fossielen gevonden, vooral van het gebit, maar slechts enkele schedelfragmenten en botten uit de ledematen. Wetenschappers vermoeden dat Ardipithecus ramidus met name in bomen leefde, maar ook in staat was om op twee benen te staan. In de bosachtige leefomgeving met een vochtig klimaat vond deze uitgestorven mensachtige zowel in de bomen als op de grond voedsel: noten, fruit, bladeren en wellicht insecten en kleine zoogdieren.