De kleine paradijsvogel heeft een wit, geel en bruin verenkleed en een blauwe snavel. Het mannetje heeft een smaragdgroene keel en lange, wit-gele sierveren op zijn flank en staart. Tot twaalf mannetjes komen samen op een gemeenschappelijke baltsplaats om een vrouwtje te verleiden met hun paringsdans. Ze spreiden daarbij hun vleugels en zetten hun sierveren op. Na de paring bouwt het vrouwtje een nest van takken en bladeren. Ze legt één ei, dat ze in haar eentje uitbroedt. De kleine paradijsvogel eet vruchten en insecten.