De regenworm wordt maximaal twintig centimeter lang, is roodbruin aan de kant van zijn kop en naar de staart toe lichter van kleur. Zijn lichaam bestaat uit ringen, die hij in- en uitrekt om zich voort te bewegen. Hij eet zich door de grond heen en poept alles wat hij niet nodig heeft weer uit. Op zijn huid zit een slijmlaag, waar zuurstof in oplost en waardoor hij ademhaalt. De regenworm is tweeslachtig en legt eieren in de grond, waar na een paar weken jonge regenwormen uitkomen.