De paardenbloem groeit bijna overal. De plant heeft gekartelde bladeren die groeien in een rozet. Hij bloeit vroeg in het jaar en in de nazomer met gele bloemen. Zijn nectar is een belangrijke voedingsbron voor insecten. De paardenbloem bestuift voornamelijk zichzelf. Het stuifmeel komt op de eigen stamper terecht en zorgt voor bevruchting. De zaden zijn dus klonen van de ouderplant. De zaden die aan pluizige parachuutjes hangen worden verspreid door de wind.